
Jurisprudentie
BH0290
Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers105764 / HA ZA 05-185
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers105764 / HA ZA 05-185
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwikkeling van erfenis na eerder tussenvonnis. Vervolg op vonnissen van 10 mei 2006 (ljn: AY5722) en 16 januari 2008 (ljn: BC7709).
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 105764 / HA ZA 05-185
Vonnis van 20 augustus 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. W. Huizing te Leeuwarden,
tegen
de kerkelijke rechtspersoon
ROOMS-KATHOLIEKE PAROCHIE VAN DE [A],
gevestigd te Dronten,
gedaagde,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
advocaat mr. R.A.A. Geene te Assen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Parochie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 januari 2008
- de akte van [eiseres] van 12 maart 2008, tevens houdende wijziging van eis
- de antwoordakte van de Parochie van 2 april 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 16 januari 2008 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2. In het tussenvonnis heeft de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de betwisting door de Parochie van haar stelling dat de nalatenschap van de moeder van [eiseres] nog niet is verdeeld. Tevens kon zij zich uitlaten over de hoogte van de nalatenschap van de moeder en de vader (hierna: moeder en vader) van [eiseres], waarna de Parochie daarop kon reageren.
2.3. Bij akte van 12 maart 2008 heeft [eiseres] zich uitgelaten en tevens heeft zij haar eis vermeerderd in die zin dat zij de rechtbank thans verzoekt om – naast het bepalen van de omvang van haar wettelijk erfdeel in de nalatenschap van vader – de omvang van de nalatenschap van vader en moeder en van de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder vast te stellen. Daarnaast vordert zij verdeling van de nalatenschap van vader en moeder en van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2.4. De Parochie verzoekt de rechtbank de wijziging/vermeerdering van eis niet toe te staan, op grond dat zij zich niet behoorlijk kan verweren door deze wijze van procesvoeren.
2.5. De rechtbank overweegt dat op grond van art. 130 Rv de eiser bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen. Gedaagde mag tegen de eiswijziging bezwaar maken op grond dat de wijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
2.6. In de onderhavige zaak gaat het – nu het testament van de vader van [eiseres] rechtsgeldig is gebleken – om de vaststelling van de legitieme portie van [eiseres] in de nalatenschap van vader. Daartoe dient de omvang en de waarde van de nalatenschap van vader te worden vastgesteld. Deze kan echter eerst worden vastgesteld nadat de omvang en de waarde van de nalatenschap van moeder zijn vastgesteld. Daartoe dient weer de huwelijksgemeenschap van vader en moeder te worden verdeeld. Aangenomen moet worden dat een en ander niet is geschied, aangezien niet is gebleken dat [eiseres] en haar vader hebben meegewerkt aan een rechtshandeling krachtens welke één van hen één of meer goederen der gemeenschap heeft verkregen (art. 3:182 BW). Ook zonder de wijziging van eis zou de rechtbank derhalve zijn toegekomen aan het vaststellen van de omvang en de verdeling van de nalatenschap van moeder en van de huwelijksgemeenschap. Gelet op het bovenstaande en gelet op het feit dat de Parochie in de gelegenheid is geweest op de wijziging van eis te reageren, zal de rechtbank - hoewel zij met de Parochie van oordeel is dat [eiseres] haar eiswijziging op een zeer laat tijdstip in de procedure heeft ingebracht – de eiswijziging toestaan.
2.7. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat onder de waarde van de goederen der nalatenschap wordt verstaan, de waarde van die goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater, waarbij geen rekening wordt gehouden met het vruchtgebruik dat daarop kan komen te rusten (art. 4:6 BW). Ook ingevolge art. 4:968 (oud) BW geldt voor het bepalen van de grootte van de legitimaire massa en daarmee van de legitieme portie de waarde van de legitimaire massa op de sterfdag van de erflater als maatstaf. Een latere waardestijging of daling van deze goederen heeft geen invloed meer op de omvang van de legitimaire massa.
2.8. De nalatenschap van moeder bestond uit een aandeel in de huwelijksgemeenschap waarin moeder met vader was gehuwd. Om tot vaststelling van de (omvang en de) waarde van de nalatenschap van moeder te geraken, dient dan ook de (omvang en de) waarde van de huwelijksgemeenschap te worden vastgesteld. De verdeling van de gemeenschappelijke goederen hoeft niet te worden gesplitst in een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap voorafgaande aan de verdeling van de nalatenschap (HR 11-05-1984, NJ 1985, 527). Dat de huwelijksgemeenschap en de nalatenschap van moeder destijds na het overlijden niet zijn verdeeld, is niet relevant nu zulks niet van invloed is op de geldelijke waarde van de nalatenschap.
2.9. Door het overlijden van moeder op 30 juni 1994 is de huwelijksgemeenschap van vader en moeder ontbonden. Vader en moeder waren (blijkens het testament van moeder) in gemeenschap van goederen gehuwd. In de successie-aangifte van vader van januari 1996 – waarover partijen niet in geschil zijn - is een berekening gemaakt waarbij de omvang van de huwelijksgemeenschap van vader en moeder is berekend (fl. 1.401.387,-) en de omvang van de nalatenschap van moeder (fl. 692.177,50). Daaruit is het erfdeel van [eiseres] berekend ter waarde van EUR 157.047,89 (fl. 346.088,75). Dat betekent dat [eiseres] een vordering heeft verkregen op de (helft van de) onverdeelde huwelijksgemeenschap ter hoogte van laatstgenoemd bedrag en dat vader gerechtigd is tot het overige van de onverdeelde gemeenschap. De omstandigheid dat destijds niet is verdeeld doet daaraan niet af, nu de waarde van het erfdeel van [eiseres] moet worden bepaald onmiddellijk na het overlijden van moeder. Die waarde kan alleen worden bepaald in samenhang met de waarde van de huwelijkgemeenschap.
2.10. In 1997 heeft vader de woning die deel uitmaakte van de (onverdeelde) huwelijksgemeenschap verkocht en op zijn eigen naam een andere woning gekocht.
In dit verband neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat indien een deelgenoot met uit verkoop van een gemeenschapsgoed ontvangen geld een registergoed op eigen naam koopt, dat goed slechts aan hem toebehoort en niet krachtens art. 3:167 BW aan de gemeenschap. Uiteraard hebben de overige deelgenoten een vordering op de betrokken deelgenoot tot betaling van het aan hen toekomende deel van de ontvangen koopprijs (Asser, Goederenrecht, IV Gemeenschap, H I, § 2 aant. 5).
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat – wat er ook zij van het tijdstip van de verdeling – het vorderingsrecht van [eiseres] op de onverdeelde huwelijkgemeenschap door de verkoop van de woning en de aankoop van een nieuwe woning, niet is veranderd.
2.11. Bij het overlijden van vader bestond zijn nalatenschap derhalve uit de onverdeelde huwelijksgemeenschap verminderd met de vordering die [eiseres] daarop had. De nalatenschap bestaat uit spaartegoeden, de verkoopopbrengst van de woning en de vordering op [eiseres]. Voor de bepaling van de waarde van de nalatenschap moet worden uitgegaan van de waarde op de overlijdensdatum van vader, vermeerderd met de sindsdien verschenen rente.
2.12. Bij de verdeling van de nalatenschap van vader zal de rechtbank uitgaan van de hoogte van de spaartegoeden per 20 maart 2008. Weliswaar dient bij de berekening de rente te worden meegerekend tot de datum van de verdeling, doch uit praktische overwegingen is de rechtbank uitgegaan van het door de Parochie overgelegde saldo van het spaartegoed van 20 maart 2008.
2.13. De verdeling ziet er uit als volgt:
Spaartegoeden (per 20 maart 2008) EUR 194.778,66
Vordering op [eiseres] EUR 385.713,18
Verkoopopbrengst woning EUR 350.000,00
Totaal EUR 930.491,84
Vordering van [eiseres] EUR 157.047,89 -
Totale nalatenschap EUR 773.443,95
Legitieme portie [eiseres] 50% EUR 386.721,97
Vordering op [eiseres] EUR 385.713,18-
EUR 1.008,79
Niet uitgekeerd erfdeel EUR 157.047,89+
Door [eiseres] te ontvangen EUR 158.056,68
2.14. Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat aan [eiseres] een bedrag van EUR 158.056,68 toekomt.
2.15. De rechtbank begrijpt uit het gestelde in punt 27 van de akte van 12 maart 2008, dat [eiseres] een bedrag in kontanten wenst. [eiseres] vordert dit bedrag echter niet in haar petitum. Zij vordert dat de rechtbank de omvang van haar wettelijk erfdeel in de nalatenschap van vader, de omvang van de nalatenschap van vader en moeder en de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap vaststelt alsmede de ontbonden huwelijksgemeenschap en de nalatenschap van vader en moeder verdeelt. Nu [eiseres] echter een bedrag in contanten uitgekeerd wenst te krijgen, ziet de rechtbank termen bij declaratoir te vermelden op welk bedrag [eiseres] jegens de Parochie recht kan doen gelden. [eiseres] heeft dan echter geen belang meer bij een zelfstandig declaratoir, waarbij de omvang van de huwelijksgemeenschap en de beide nalatenschappen wordt vastgesteld.
2.16. Gelet op het feit dat [eiseres] wat betreft haar oorspronkelijke primaire vordering in het ongelijk is gesteld en gelet op het feit dat overige vorderingen betrekking hebben op het vaststellen van de legitieme portie van [eiseres] in de nalatenschap van vader, welke aanspraak door de Parochie nooit is betwist, zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Parochie tot op heden begroot op
Vast recht EUR 244,00
Procureur EUR 6.394,50 (4,5 pt x tarief 1.421,-)
Totaal EUR 6.638,50
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart voor recht dat uit de nalatenschap van vader een bedrag van EUR 158.056,68 aan [eiseres] toekomt;
3.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van de Parochie begroot op EUR 6.638,50;
3.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft punt 3.2.;
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2008.